Op een dag besloot de koning om zijn eerste minister een lesje te leren. Hij zei tegen hem: "Er moet een bepaalde ring bestaan die jij voor me moet zoeken. Ik wil hem hebben voor het Loofhuttenfeest, dus je hebt zes maanden om hem te vinden."
"Als hij bestaat, waar ook ter wereld Uwe Majesteit," antwoordde de minister, "zal ik hem vinden en hem u bezorgen. Maar wat maakt de ring zo bijzonder?"
"Hij heeft magische kracht," antwoordde de koning. "Als een gelukkig mens ernaar kijkt, wordt hij bedroefd, maar als een bedroefd iemand hem ziet wordt hij gelukkig."
De koning wist dat zo'n ring helemaal niet bestond, maar hij wilde zijn minister een lesje in nederigheid leren.
Lente en zomer gingen voorbij en de minister had nog steeds geen idee waar hij de ring kon vinden. Op de avond voor het feest besloot hij een wandeling te maken door een van de armste wijken van de hoofdstad. Hij liep voorbij een koopman die bezit was zijn spullen uit te stallen op een beduimeld kleed. "Heb jij toevallig gehoord van een ring die de gelukkige drager zijn geluk doet vergeten en de verdrietige zijn verdriet?" vroeg hij hem?
De oude man pakte een gladde gouden ring van zijn kleedje en graveerde er iets in. Toen de minister de woorden op de ring las, glimlachte hij breeduit.
Diezelfde avond verwelkomde de hele stad het Loofhuttenfeest. "En, mijn vriend, heb je gevonden wat ik je opgedragen heb?" vroeg de koning zijn eerste minister. Alle ministers lachten en de koning grijnsde betekenisvol.
Tot ieders verrassing hield de eerste minister een kleine gouden ring omhoog en zei: "Hier is het, Uwe Majesteit." Zodra de koning de insciptie gelezen had, verdween de grijns van zijn gezicht en verbleekte hij. De oude man had in Hebreeuwse letters in de ring gegraveerd:
"Ook dit gaat voorbij."
(ongeveer zo gelezen in een boekje dat al twee jaar naast mijn bed staat, maar wat ik pas nu opende en las.)